De donkere klinkers tekenden zich in de avondschemering duidelijk af tussen de witte trottoirs, alsof de straat de zichtbare grens tussen twee werelden was. Het raam aan de overkant van de straat werd verlicht door de tientallen lampjes die Tamara zelf in de kerstboom had gehangen. Dat was twee weken geleden, op een dag waarop de regen maar niet wilde stoppen met vallen. Vanachter mijn woonkamerraam keek ik toe hoe zij de boom met zijn geurende takken naar binnen droeg, hoe ze het net eraf haalde en hoe de takken zich ontvouwden. Ik zag hoe zij de lampjes erin hing en vervolgens de kerstballen. En elke avond als de lampjes brandden, keek ik vanachter mijn raam weer toe. Aan de overkant was het Kerst, maar in mijn huis heerste de stilte van de melancholie. Lees verder
Monoloog van een kille kerst
De kou trekt door mijn hand als ik de sneeuw wegveeg. Het is toch geen weer om zo buiten te liggen. Wolkjes vormen zich rond mijn mond als ik uitadem. Je zult het wel koud hebben. Of voel je geen kou meer?
Ik had een deken mee willen nemen voor je, maar ik kon er geen vinden die we niet zelf nodig hebben. De verwarming doet het niet goed. Maandag komt er een monteur. Met Kerst werken ze niet. Ik zei nog dat we met Kerst toch niet in de kou konden blijven zitten. Maar de mevrouw aan de telefoon kon niets voor ons doen. Ik vroeg me af wat jij zou doen in zo’n geval. En ik bedacht me dat jij ze zou blijven bellen totdat ze iets regelden. Maar toen ik nog een keer belde, kreeg ik hetzelfde verhaal te horen. Dus heb ik het maar opgegeven. Ik kom dus in een koude kerstmis thuis, straks. Ik zie je lachen. Je was altijd al dol op woordgrapjes. Lees verder
Samen maar alleen
Als Thea zich als laatste op de afgesproken plaats meldt, brengt ze trots maar moeizaam een ‘Hallo allemaal’ uit. Donny, de jongste van haar drie kleinkinderen, zwaait naar haar. Onder de aanwezigen ziet ze ook haar zoon Jacob en zijn vrouw.
Marlies, wier jurk veel weg heeft van een badjas, gaapt.
“Sorry mam. Maar het werd laat, gisterenavond.”
Thea wil moederlijk commentaar geven, maar voor ze iets kan zeggen, zijn Donny en zijn neef Merlijn verwikkeld in een discussie over hun kerstcadeaus. Lucy probeert ook iets te zeggen, maar ze komt er niet tussen bij Donny en haar broer.
Bart gaat naast Marlies zitten en groet Thea.
“Alles goed, ma?”
Weer worden Thea’s woorden ingehaald door de discussie van haar kleinkinderen. Lucy heeft eindelijk de aandacht van de jongens weten te krijgen, en Thea begrijpt dat zij een fiets heeft gekregen. Lees verder
De schim van mijn kerstverleden
Ik ontmoette mezelf op de hoek van de Vondelstraat en de Tollenslaan. Ik herkende het kind meteen als mezelf, acht jaar oud. Ik zat voor het hoekpand waar vroeger de buurtsuper zat, met mijn blauwe sjaal stevig om mijn hals geknoopt. Mijn hoofd ging schuil onder de rode muts met groene kerstbomen die mijn oma had gebreid.
Hoewel ik in 24 jaar behoorlijk veranderd was, herkende de jongen mij ook.
“Ik heb het koud, laten we naar huis gaan. Naar de kerstboom.”
Zo klonk mijn stem dus toen ik jong was. Zwijgend vroeg ik me af welk huis hij bedoelde. We konden niet naar het huis dat ik kende toen ik zijn leeftijd had. Sinds mijn moeder overleden is, wonen daar andere mensen. En dus nam ik mezelf mee naar mijn eigen huis. Lees verder