“Wil je een kopje warme chocolademelk?”
Daan knikt naar de oude dame die hem vriendelijk toelacht. Ze draagt een rode jurk met een wit schort. Op haar neus staat een klein rond brilletje en haar grijze haren zijn in een knot gebonden.
“Ik heb net kerstkransjes gemaakt, wil je er eentje proeven?”
Daan knikt weer. “Sorry,” fluistert hij, “ik wist niet…”
“Wil je niet zitten?”
Aarzelend neemt hij plaats op een van de houten stoelen aan de keukentafel. Verlegen staart hij naar de geborduurde witte kaarsjes op het rode tafelkleed.
“Alsjeblieft, Daan.” De vrouw zet een grote, roodwitte mok voor hem op tafel. De geur van verse chocolademelk dringt tot diep in zijn neus.
“Het is niet erg hoor.” De vrouw neemt tegenover hem plaats. “Ik vind het wel gezellig om weer eens bezoek te hebben hier. De laatste keer is alweer een tijdje geleden.”
Daan houdt zijn blik op het borduursel gericht terwijl hij terugdenkt aan het moment waarop hij de gordijnen van zijn slaapkamer opende. Al sinds hij hier anderhalf jaar geleden met zijn moeder kwam wonen, oefent het verlaten ogende huis aan de overkant van de straat een sterke aantrekkingskracht op hem uit. Meer dan eens is hij via een openstaand kelderraam naar binnen geglipt om op ontdekking uit te gaan. In zijn herinnering ziet hij overal stof en spinnenwebben. Er zaten gaten in ramen en meubels lagen in een onnatuurlijke houding op de grond. Het was alsof het huis eigendom was van de tand des tijds zelf, die al zijn krachten van verval erop los had gelaten. Tot vanochtend. Totdat hij, vlak nadat hij zijn gordijnen had geopend, het felle, zilverkleurige licht achter het keukenraam zag en poolshoogte ging nemen. Van het verval was geen spoor meer te bekennen.
“Gaat alles goed, Daan?”
De vriendelijke stem van de oude dame haalt hem uit zijn gedachten. Hij knikt en neemt een slok van de chocolademelk. De cacaosmaak prikkelt zijn tong en verspreidt een warme gloed die door zijn hele lichaam trekt.
“Lekker?”
Daan knikt. Hij kan zich niet herinneren dat hij ooit chocolademelk heeft gedronken die zo lekker was.
“Wie bent u?” fluistert hij, terwijl hij de vrouw voorzichtig aankijkt.
“Mijn naam is Marie.” Ze neemt een hapje van haar kerstkransje en sluit haar ogen. “Prima gelukt, al zeg ik het zelf.”
Daan neemt ook een hap van de koek en even trekt opnieuw een gelukzalig warm gevoel door zijn lichaam. Snel neemt hij nog een hap.
“Mijn man vindt ze ook altijd zo lekker.”
“Is uw man ook thuis?”
“Nee, Chris is aan het werk. Dit is de drukste tijd van het jaar voor hem.”
Zuchtend neemt Daan een slok van de chocolademelk. “Mijn moeder werkt ook. En morgen op eerste kerstdag en overmorgen ook. Met kerst krijgt ze dubbel betaald en we hebben het geld hard nodig, zegt ze.”
“En je vader?” Marie reikt hem een tweede kerstkrans aan.
Daan haalt zijn schouders op. “Hij was soldaat.”
“Ocharme.” De vrouw legt haar hand op die van Daan. “Is hij…”
“Hij is weg. Verdwenen. Samen met twee andere soldaten.”
“Mijn jongen toch. Wat erg.” De glimlach op het gezicht van Marie heeft plaatsgemaakt voor een bezorgde blik. “Twaalf jaar en je moet kerst alleen vieren.”
“Hoe weet u hoe oud ik ben?”
“Op mijn leeftijd weet je heel veel, jongen.” Ze staat op en vult de mokken bij met verse chocolademelk.
Daan kijkt de keuken rond. Langzaam komt de herinnering aan hoe het huis eruit hoort te zien terug.
“Mevrouw…”
“Zeg maar Marie hoor.”
“Mevrouw Marie. Hoe heeft u het huis zo snel schoongemaakt? De vorige keer zag het er…”
“Dat, mijn jongen, is mijn geheimpje. Ik heb zo mijn magische trucjes.” Marie knipoogt terwijl ze de gevulde bekers op tafel zet.
“Magie? Dat is voor kleine kinderen.”
Ze schudt haar hoofd. “Magie is voor alle leeftijden. Weet je wat er morgen is?”
“Dan is het kerst.”
“Dan is er een volle maan. Dat komt niet zo vaak voor tijdens kerst hoor. De laatste keer was 38 jaar geleden. Ik herinner het me als de dag van gisteren.”
“Volle maan tijdens kerst?”
“Inderdaad. Volle maan en kerst, twee wonderlijke gebeurtenissen die gelijktijdig plaatsvinden. Je hebt nooit zo veel kans dat je wensen uitkomen als tijdens een kerst met volle maan. Je moet alleen weten hoe je ze moet wensen.”
“Sorry, mevrouw Marie, maar ik geloof daar niet zo in.” Daan neemt een flinke slok van zijn chocolademelk en staat op.
“Wacht even. Wil je niet horen wat er 38 jaar geleden gebeurde?”
Hij slaakt een diepe zucht en gaat weer zitten.
“Het was kerst 1977. Het was toen ook warm, net als nu. Op 24 december zag ik een vrouw onderuit gaan op straat. Ze heette Mia en ze was blind geboren. Ik nam haar mee naar mijn huis en…”
“Was dat ook hier?”
Marie glimlacht. “Nee, dat was niet hier. Maar… waar was ik? O ja, ik nam haar mee naar mijn huis en gaf haar een kop chocolademelk en een zelfgebakken kerstkransje. Net zoals jou dus. Ik ben dol op koekjes bakken. We praatten een tijdje. Over haar, over leven zonder zicht en haar grote wens om bloemen te zien en om ’s nachts in een veld te liggen en naar de sterrenhemel te staren. Toen ze naar huis ging, zei ze dat ze het jammer vond dat ze geen beeld van me had om te onthouden. Toen heb ik haar een houten rendier gegeven dat mijn man had gemaakt. Dankbaar ging ze naar huis.”
“Hoe kon ze haar huis vinden als ze blind was?”
“Ik had een taxi voor haar gebeld. De volgende ochtend stopte diezelfde taxi weer voor de deur. Mia stapte uit en liep met grote passen naar de voordeur. Toen ik opendeed begon ze te huilen. Ze vertelde me dat ze het beeldje op haar nachtkastje had gezet. Ze had het in haar handen genomen en een stille wens uitgesproken. De volgende ochtend was haar wens uitgekomen. Voor het eerst in haar leven werd ze wakker door het zonlicht dat op haar gezicht viel en zag ze de vormen en kleuren van de voorwerpen in haar kamer.”
Daan staat weer op. “Ik moet naar huis.”
“Wacht even Daan.” Marie pakt een doosje uit een keukenkastje en houdt het hem voor. “Bedankt dat je er vandaag was. Deze dagen kunnen best eenzaam zijn voor iemand als ik.”
Aarzelend pakt hij het doosje aan. “Dank u wel, mevrouw Marie, voor de chocolademelk en de koek en dit.”
Marie pakt zijn schouders beet en drukt een kus op zijn voorhoofd. “Ik wens dat al jouw wensen uitkomen, jongen.”
Daan zit op bed, met het doosje dat hij van Marie heeft gekregen in zijn handen. Voorzichtig tilt hij het deksel eraf en haalt er een sneeuwbol uit. Onder het glas ziet hij drie figuren op een kameel naast een stal. Hij draait de bol rond in zijn handen en kijkt hoe de witte bolletjes die sneeuw moeten voorstellen als een wolk ronddrijven. Een traan rolt over zijn wangen.
“Wat moet ik hiermee?” schreeuwt hij, terwijl hij de sneeuwbol met een klap op zijn nachtkastje zet. “Ik heb liever dat kerst weer gezellig wordt.”
Met zijn mouw veegt hij zijn ooghoeken droog. Hij loopt naar het raam en kijkt naar het huis aan de overkant van de straat. Het huis baadt in duisternis, zoals hij het gewend is. Hij wil zich weer omdraaien, als hij een zilverkleurige flits vanuit de tuin aan de overkant omhoog ziet schieten en verdwijnen tussen de sterren. Daan haast zich zijn kamer uit en de trap af. Snel trekt hij zijn schoenen aan en rent naar de andere kant van de straat. Hij belt aan, maar er komt geen reactie. Aan de andere kant van het huis kijkt hij door het keukenraam naar binnen. In het weinige licht dat naar binnen schijnt, ziet hij een eetkamerstoel gebroken op de grond liggen. Een muis loopt over de tafel die op zijn kant op de grond ligt. De deur naar de woonkamer staat half open en op het aanrecht staan twee kapotte glazen. Als hij een stap naar achteren doet ziet hij pas dat hij door een gat in de ruit staarde.
Daan schudt zijn hoofd. “Dit kan niet, fluistert hij,” terwijl hij verder achteruit stapt. Niets wijst erop dat de oude dame in het huis is geweest.
Ontgoocheld rent hij terug naar huis. De sneeuwbol. Hij moet weten of de sneeuwbol er nog is of dat hij dat ook gedroomd heeft. Hij stopt als hij achter zich een stem hoort.
“Daan, ben jij het?”
Midden op de straat staat een man. Naast hem op de grond staat een plunjebaal.
“Daan?”
“Papa?” fluistert Daan. Opnieuw voelt hij tranen opkomen.
Met grote passen stapt de man op hem af en tilt hem op.
“Papa. Je bent het echt.” Hij slaat zijn armen om zijn vaders nek.
Een paar minuten lang houden ze elkaar zwijgend vast. Daan opent voorzichtig zijn ogen en kijkt naar de volle maan hoog boven hen. Op het oppervlak van de maan verschijnt het gezicht van Marie, die hem met haar liefdevolle glimlach een laatste knipoog schenkt.
Geef een reactie