“We zagen het bij een van de kraampjes op de kerstmarkt liggen en ik moest meteen aan jou denken.”
Uit de papieren zak die hij van zijn zus heeft gekregen, haalt Bas een doorzichtige kerstbal. Op de bodem staat een kerstboom naast een sneeuwpop.
“Als je hem schudt, dan gaat het sneeuwen,” zegt Mireille opgewekt.
“Dank je zus.” Bas geeft zijn zus een kus op haar wang.
“Bedankt dat je op de meiden hebt gepast.”
Bas glimlacht terwijl hij met zijn hand door de haren van Sofie van acht woelt.
“Geen probleem hoor. Wij hebben ons prima vermaakt, nietwaar?”
Sofie knikt. “We hebben films met de Muppets gekeken.”
“En oom Bas had kerstkransjes in de kerstboom gehangen,” vult de zesjarige Roos aan.
“Nogmaals bedankt, Bas. Je bent nog steeds welkom met de jaarwisseling.”
Bas knikt. “Ik weet het, zus. Maar ik red me wel. Fijne kerstdagen.”
“Jij ook een vrolijk kerstfeest. Kom meiden, we gaan naar huis.”
Als Mireille en haar dochters zijn vertrokken, zet Bas de lampjes van de kerstboom uit. Morgen gaat die boom weg, besluit hij, ook al is het dan eerste kerstdag. De schijngezelligheid moet terug de doos in, zodat het hem niet kan raken. Spottend bedenkt hij dat hij die dozen in de tuin moet begraven en er een houten kruis bovenop moet zetten. Dat zou het plaatje voor hem compleet maken.
Zijn oog valt op de kerstbal die zijn zus hem heeft gegeven. Hij laat zich op de bank zakken en kijkt naar de glazen bol in zijn handen. Zijn gedachten voeren hem terug naar 23 december 1989. Die nacht had het flink gesneeuwd. Na het ontbijt maakte hij samen met zijn anderhalf jaar oudere zus een sneeuwpop in de duinen aan de overkant van de straat waarin ze woonden. De sneeuwman stond vlak naast een dennenboom. Ergens zou hij nog een foto moeten hebben die hun vader destijds van Mireille en hem had gemaakt, trots poserend met de sneeuwman tussen hen in. Geen moment voelde Bas zich die dag eenzaam of afgewezen, ook al was het maar een paar dagen nadat hij op negenjarige leeftijd zijn eerste blauwtje had gelopen. Haar naam was Sabrina en ze liepen altijd samen naar huis. Op woensdagmiddag zei Bas ineens vanuit het niets dat hij verliefd was op haar. Ze haalde slechts haar schouders op en zei dat ze niet verliefd was op hem. Daarna praatten ze over de koffievlek in de vorm van een olifant op het overhemd van hun leraar.
Bas schudt zijn hoofd als hij terugdenkt aan zijn jeugdige onschuld van toen. De afwijzing van Sabrina kwam bij Bas nauwelijks aan. Hij ging direct weer door met zijn leven. Tot zijn spijt stelt hij vast dat de latere afwijzingen hem minder makkelijk af gingen. Hij zucht diep en kijkt naar de glazen kerstbal in zijn hand. Hij schudt hem en kijkt hoe de witte korrels die de sneeuw moeten voorstellen door de bal drijven.
“Kon ik maar teruggaan in de tijd,” fluistert hij hoofdschuddend.
Bas wil de kerstbal wegleggen, maar zijn aandacht wordt getrokken door de sneeuwvlokjes in de kerstbal. In plaats van naar beneden te zakken, drijven ze naar elkaar toe en klonteren samen tot een witte bal die in het midden van de kerstbal drijft. De witte bol wordt breder en bedekt de binnenkant van het glas. Van schrik laat Bas de kerstbal uit zijn handen vallen. De bal belandt op de bank. De witte materie wordt doorzichtiger en zweeft als een soort rook door de glazen kerstbal. Vanuit zijn ooghoek ziet Bas de lichtjes in de kerstboom weer aangaan.
“Dat is toch een stuk gezelliger, vind je ook niet?”
Verschrikt kijkt Bas op. Voor hem staat een oude dame. Ze draagt een witte broek en een net zo witte blouse. Op haar neus staat een bril met kleine ronde brillenglazen en haar haren zijn net zo wit als de kleren die ze draagt.
“Hoe komt u hier binnen?” Bas staat op en loopt op de vrouw af.
“Ik ben hier niet binnengekomen. Je hebt me juist eruit gelaten.” De vrouw wijst naar de glazen kerstbal op de bank.
Bas rolt met zijn ogen en schudt zijn hoofd. “Mevrouw, u bent het verkeerde huis binnen gegaan. Weet u waar u naartoe moet, of moet ik de politie bellen?” Hij pakt de hoorn van de telefoon.
“Ik weet zeker dat ik hier aan het juiste adres ben, jongeman. Jij bent toch Bas van Steensel, die zojuist wenste dat hij terug kon gaan in de tijd?”
“Hoe weet u dat? Hoe lang heeft u mij staan begluren? Ik ga echt de politie bellen.”
Bas toetst twee keer een één in, maar iets houdt hem tegen als hij de twee wil indrukken.
“Ik ben hier voor jou, Bas. Jij hebt me opgeroepen. Of was jij niet degene die de glazen kerstbal schudde en een wens deed?”
Bas legt de hoorn weer op het toestel.
“Wie bent u? Ben ik in slaap gevallen op de bank en bent u één van die drie geesten uit A Muppet Christmas Carol? Laat me raden, dan bent u de geest van mijn kerstverleden.”
De oude vrouw glimlacht hoofdschuddend. “Nee, jongen, je hebt het helemaal mis. Ik ben de geest van kerst zelf.”
Twijfelend kijkt Bas hoe de oude vrouw naar de bank loopt en de kerstbal oppakt.
“Ik denk echt dat het beter is als u gaat, voordat ik echt de politie bel.”
“Hier, kijk eens in de kerstbal,” zegt de oude vrouw, terwijl ze haar hand met daarin de glazen bal naar Bas reikt. De witte rook trekt op en hij ziet zichzelf op de bank zitten met de kerstbal. Hij hoort de woorden die hij sprak toen hij de bal schudde.
“Wat is dit?” Vertwijfeld kijkt hij de vrouw aan.
“Dat ben jij. Mijn naam is Noëlle, al noemen sommigen mij de geest van kerstmis. Door die glazen bal te schudden en een wens te doen, heb je mij opgeroepen. En dat is hard nodig ook. Waar is je kerstgevoel gebleven? Vroeger was je dol op kerst, nietwaar? En nu veracht je het. Waarom?”
“Wacht even hoor. Dus u zegt dat u een geest bent. Stel dat ik u geloof, wat doet u dan hier? Laat u dan mijn wensen uitkomen? Of laat u me zien hoe geweldig ik kerst vroeger vond?”
“Dat hangt helemaal van jou af.”
“Dus,” Bas denkt even na, “stel dat ik nu wens dat ik terugga naar een bepaald moment in het verleden om mijn eigen leven te veranderen, dan kan dat?”
“Wat had je willen veranderen dan?”
Bas zucht. “Mijn liefdesleven, om te beginnen. Ik heb altijd gedroomd van het hebben van een gezin. Maar ik ben nu 32 en ik ben nog nooit in de buurt geweest van het krijgen van een relatie.”
“En waar ligt dat dan aan?” vraagt de oude vrouw rustig.
“Aan mijn onzekerheid. Weet u wat het met je zelfvertrouwen doet als je elke keer dat je verliefd bent, wordt afgewezen? En hoe het voelt om ineens te beseffen dat je zelf kansen hebt laten liggen? En wat… waarom bespreek ik dit met u? Ik ken u niet eens en…”
De vrouw legt een hand op Bas zijn schouder. “Op welk moment zou je dat kunnen veranderen, dan, denk je?”
Bas staart voor zich uit. Hij denkt terug aan de laatste dag op de middelbare school. Terwijl hij naar zijn fiets liep, passeerde hij haar nog één keer. Ze glimlachte en keek even om, waarna ze beiden doorliepen. Zo ging dat al twee jaar, al was het oogcontact minder intensief sinds hij haar beste vriendin een keer had uitgevraagd met de bedoeling om meer te weten te komen over het meisje dat twee klassen lager zat. Zijn aanpak had een averechts effect gehad, want hij had alleen maar de indruk gewekt dat hij iemand anders leuker vond.
Bas kijkt de oude vrouw doordringend aan.
“Ik zou terug willen naar het moment waarop ik de telefoon pakte om Desiree te bellen en alsnog het nummer van Jolien willen draaien om haar mee uit te vragen. Om haar was het me te doen en aan het moment waarop ik die kans heb verpest denk ik nog te vaak terug. Daar ligt volgens mij de oorzaak van mijn falen in de liefde.”
“Hoe weet je dat zo zeker? Heb je haar ooit gevraagd wat ze voelde voor je?”
“Nee, maar jaren later dacht ik terug aan die tijd en zag ik haar weer voor me. Hoe ze altijd omkeek als ze me passeerde op het schoolplein en hoe ze glimlachte als ze voorbijliep. Die signalen heb ik te laat gezien en daardoor….”
De oude vrouw valt hem in de rede.
“Als je iets graag wilt zien, dan zie je dat ook. Maar niet alles is wat het lijkt te zijn. Ik kan je niet terugbrengen in de tijd, daarmee zou ik te veel levens veranderen. Maar ik kan je wel laten zien wat er zou zijn gebeurd als jij het andere nummer had gebeld. Kijk maar in de kerstbal.”
De oude vrouw legt de kerstbal in Bas’ hand. Ze sluit haar ogen en beweegt haar handen over de bal.
Bas ziet de witte rook optrekken. In het midden van de kerstbal ziet hij zichzelf, zoals je een film op televisie zou zien. Hij is zestien jaar en houdt de draadloze telefoon van zijn ouders bij zijn oor.
“Hallo?”
“Met wie spreek ik?” Stottert Bas.
“Met Jolien.”
“O, hoi, met Bas. Van Steensel. Ik zit bij je op school en…”
“Ik weet wie je bent.”
“O, oké.”
“Belde je nog met een speciale reden, Bas?”
“Nou, ik vroeg me af of je misschien eens wilde afspreken met me?”
“Waar?”
“Ik weet niet. Bij de McDonalds of zo?”
“Ik hou niet van fastfood.”
“Oh. Nou, ergens anders dan.”
“Dus jij vraagt een meisje mee uit, zonder te weten waarheen? Je zult toch wat beter je best moeten doen, Bas. Maar verras me maar.”
“Oké. Zie ik je dan morgenmiddag? Drie uur voor de V&D?”
“Lijkt me leuk. Ik zie je dan. Dag Bas.”
Bas wendt zijn blik af van de kerstbal en kijkt de oude vrouw aan.
“Dat is alles? Ik had haar alleen maar moeten bellen en ik had een afspraakje met Jolien gehad?”
De oude vrouw glimlacht. “Misschien. Kijk maar eens in de kerstbal.”
Bas sluit zijn ogen en haalt diep adem. Als hij zijn ogen opent, zucht hij teleurgesteld als hij de oude vrouw nog steeds ziet staan.
“Wat is er, Bas?”
“Ik hoopte nu wakker te worden uit deze droom.”
“Misschien is dit wel geen droom, jongen. Kijk maar eens in de kerstbal. Toe maar.”
Met tegenzin richt Bas zijn blik weer op de glazen kerstbal in zijn hand.
De optrekkende rook in de kerstbal onthult Bas, die hoopvol voor de V&D in Haarlem staat te wachten. Hij kijkt op zijn horloge. Het is half vier.
“Waar is Jolien?” Vraagt de Bas buiten de kerstbal.
“Hier,” antwoordt de oude vrouw, terwijl ze naar de kerstbal wijst.
Bas ziet zichzelf kleiner worden in de kerstbal en het perspectief verandert. Hij ziet zichzelf nu van bovenaf van achter glas. De geluiden van de straat zijn verdwenen. In plaats daarvan hoort hij mensen praten. Hij hoort kinderen lachen. Stoelen piepen en kraken als de stoelpoten over de grond schuiven. Maar bovenal hoort hij twee stemmen die hij al heel lang niet meer heeft gehoord.
“Moet je hem daar zien staan,” hoort Bas Jolien zeggen.
“Heb je niet een beetje medelijden met hem?” Antwoordt Desiree.
“Een beetje zielig is het wel. Maar ik vind het wel grappig. Alsof ik hem ooit leuk zou kunnen vinden.”
“Hoe lang zou hij nog blijven wachten? We kunnen hier niet de hele dag blijven zitten.”
“Ik denk dat het nog wel even kan duren. Wil je ook nog een milkshake, Dees?”
Desiree knikt. “Nee, dank je. Zou hij zich nog op school durven vertonen?”
Jolien lacht. “Hij zal wel moeten, toch? Hij slaat zich er wel doorheen hoor.”
“En wat als hij boos wordt en verhaal gaat halen?”
“Die kneus? Geloof me, die durft me nooit meer aan te kijken. Ik ga drinken halen.” Jolien staat op en loopt weg bij het raam. Desiree ziet hoe Bas buiten wanhopig om zich heen kijkt.
“Wat? Wat is dit voor iets?” Bas kijkt de oude vrouw boos aan. “Wat wilt u hiermee zeggen?”
“Ik wil niets zeggen. Jij wilde weten wat er zou gebeuren als je een andere keuze had gemaakt. Dan had ze je hart gebroken.”
Bas schudt zijn hoofd. “Nee, dit klopt gewoon niet. Dat glimlachen als ze langsliep op school. Dat verlegen wegkijken als ik naar haar keek, het…”
“Niet alles is wat het lijkt. Soms bedenken we onze eigen verklaringen voor de dingen om ons heen. Maar het gaat om de waarheid. En die heb je nu gezien.” De oude vrouw kijkt Bas rustig aan.
“Maar ik had toen wel het lef gehad om haar te bellen. Dat moet toch iets veranderd hebben in mijn leven? Ik bedoel…”
De oude vrouw knikt. “Je hart was dan gebroken geweest. Had je dan nog wel anderen durven vertrouwen? Of had je je nog meer in jezelf gekeerd?”
“Wilt u zeggen dat ik er dan nog slechter aan toe was geweest?”
“Je moet mij geen vragen stellen, Bas. Alleen jij kan ze beantwoorden namelijk. Hier, schrijf je vragen op en de antwoorden komen vanzelf.”
De oude vrouw reikt Bas een blocnote en een pen aan. Aarzelend pakt hij ze van haar aan. Hij kijkt naar de glazen kerstbal. De witte sneeuwvlokjes dalen op de kerstboom en de sneeuwman neer.
Bas wordt wakker van het daglicht dat op kerstochtend door het raam op zijn gezicht valt. Hij voelt een pijnscheut in zijn onderrug als hij rechtop gaat zitten. De glazen kerstbal ligt naast hem op de bank. Hij schudt hem een keer en ziet de sneeuwvlokjes op de bodem en het tafereel in de bal vallen. De lichtjes in de kerstboom branden en Bas staat op om ze uit te doen. Zijn blik valt echter op de blocnote op tafel. Hij herkent zijn eigen handschrift op het papier.
Het antwoord op al mijn vragen.
Er is zo veel dat me gelukkig maakt, maar ik laat me leiden door dat ene waarvan ik ongelukkig word.
Zes dagen later zit Bas aan de eetkamertafel. Roos zit te schaterlachen aan de andere kant van de tafel, terwijl Sofie probeert zo serieus mogelijk te kijken.
“Nee, ik heb echt de kleine zeemeermin niet, Sofie,” zegt hij hoofdschuddend. Hij knikt richting Roos, “Maar ik denk dat ik wel weet wie die kaart wel heeft.”
Roos lacht nog steeds.
“Ik vind het zo leuk dat je toch gekomen bent.” Mireille is naast Bas gaan staan, “en de meiden ook.”
“Tja, ik kan maar een keer per jaar op oudjaarsdag Disneykwartet met ze spelen.”
“Ik wilde je nog aan iemand voorstellen,” vervolgt Mireille, “Dit is Ingrid, ze is een collega van me die nog niet zo lang in de stad woont.”
Bas kijkt naar de vrouw die naast zijn zus staat. Verlegen kijkt ze naar de grond.
“Hoi, ik ben Bas.” Hij is opgestaan en steekt zijn hand uit. Ingrid schudt zijn hand en knikt.
“Als je mee wilt spelen, er is nog een stoel vrij hoor. In mijn eentje win ik het nooit van die twee.”
Ingrid glimlacht en gaat op de vrije stoel naast Bas zitten. Hij kijkt om en ziet de glimlach op het gezicht van Mireille, die hem een veelzeggende knipoog toewerpt.
Geef een reactie