“Ik had me deze kerst toch heel anders voorgesteld. Dit noem ik geen luxe cruiseschip, Jonas!”
Met haar arm veegt Kristien haar ooghoeken droog.
“Kom op, we hebben geen tijd om stil te zitten.”
“Ik kan niet meer. Mijn armen doen zeer, ik ben moe en ik heb het koud.”
Jonas zucht. “Ik ook. Dus moeten we in beweging blijven.”
Vanaf zijn plek achterin de boot, ziet Jonas dat Kristien de peddel pakt en weer begint te roeien. Ook hij haalt zijn peddel weer door het water, al worden zijn slagen steeds korter.
“Weet je wel waar we naartoe gaan?” Kristiens stem trilt.
“In ieder geval weg van de dood,” antwoordt Jonas. Hij kijkt om en ziet de lichte onderbreking van het nachtelijk duister. In gedachten hoort hij de paniek in de stemmen van mensen die hij niet kent. Mensen die hij samen met Kristien aan hun lot overlaat. Lees verder
Categorie: Auteur: Van Dam, M.G.
Het kerstlot van Florian
Eigenlijk was Kerst al niet meer hetzelfde op het moment dat Florian tijdens het kerstdiner in 2009 letterlijk mijn lot in mijn handen legde. Ik kende hem toen ruim achttien jaar.
Florian woonde toen bij zijn oma. Het was rond kersttijd, lang voordat ik hem leerde kennen, dat hij zijn ouders verloor bij een kettingbotsing op de A4. Kerst was voor hem dan ook nooit een tijd van vreugde en gezelligheid. Kerst kenmerkte zich voor Florian als een tijd van mooie herinneringen en het gemis van zijn ouders. Met de jaren leek dat te slijten, maar nu ik er aan terugdenk, gaf hij elk jaar weer signalen af die het tegendeel beweerden. Die signalen heb ik toen niet herkend. Had ik toen maar gezien wat hij probeerde te vertellen. Al was de verandering misschien al in 2009 onomkeerbaar geworden. Lees verder
Kerst aan de overkant
De donkere klinkers tekenden zich in de avondschemering duidelijk af tussen de witte trottoirs, alsof de straat de zichtbare grens tussen twee werelden was. Het raam aan de overkant van de straat werd verlicht door de tientallen lampjes die Tamara zelf in de kerstboom had gehangen. Dat was twee weken geleden, op een dag waarop de regen maar niet wilde stoppen met vallen. Vanachter mijn woonkamerraam keek ik toe hoe zij de boom met zijn geurende takken naar binnen droeg, hoe ze het net eraf haalde en hoe de takken zich ontvouwden. Ik zag hoe zij de lampjes erin hing en vervolgens de kerstballen. En elke avond als de lampjes brandden, keek ik vanachter mijn raam weer toe. Aan de overkant was het Kerst, maar in mijn huis heerste de stilte van de melancholie. Lees verder
Monoloog van een kille kerst
De kou trekt door mijn hand als ik de sneeuw wegveeg. Het is toch geen weer om zo buiten te liggen. Wolkjes vormen zich rond mijn mond als ik uitadem. Je zult het wel koud hebben. Of voel je geen kou meer?
Ik had een deken mee willen nemen voor je, maar ik kon er geen vinden die we niet zelf nodig hebben. De verwarming doet het niet goed. Maandag komt er een monteur. Met Kerst werken ze niet. Ik zei nog dat we met Kerst toch niet in de kou konden blijven zitten. Maar de mevrouw aan de telefoon kon niets voor ons doen. Ik vroeg me af wat jij zou doen in zo’n geval. En ik bedacht me dat jij ze zou blijven bellen totdat ze iets regelden. Maar toen ik nog een keer belde, kreeg ik hetzelfde verhaal te horen. Dus heb ik het maar opgegeven. Ik kom dus in een koude kerstmis thuis, straks. Ik zie je lachen. Je was altijd al dol op woordgrapjes. Lees verder