Door nacht en diepe duisternis
en nevel die Zijn adem is
op ’t venster van ’t heelal
kwam eens van uit het voorportaal
en koepel van Zijn kathedraal,
een mild en zuiver licht.
Op ’t hoge altaar van de nacht
had Hij een baken aangebracht.
Verdoolden blikten naar omhoog
vanaf de zwarte hemelboog
straalde een ster van diepe vree
z’n lichte boodschap naar benee.
De kaarsjes in de hoge zaal,
het zuiv’re lied in eng’lentaal,
hun juichend: ‘gloria’.
Hebben in de koude winternacht
de blijde mare ons gebracht,
van ’t wonder in die stal.
Een kleine stem, een pril geluid
en jub’lend steeg daar bovenuit,
het zingend eng’lenkoor.
De kinderen in ’t vreemde land
zagen het licht uit Vaders hand
en rust kwam in hun hart.
Zo moe gedwaald, zo wijd, zo ver,
maar in het lichten van die ster
lag daar de weg naar huis.
De ster is van ons weggegaan,
alleen de kaarsjes bleven staan
als lampjes in de nacht.
Theo Baalman
Baalman Blog
theobaalman2.blogspot.nl
Geef een reactie